Onlangs mocht ik me vervoegen bij polikliniek x in het universitaire ziekenhuis in onze mooie provincie hoofdstad. Allemaal heel hypermodern. Je mag je aanmelden door met je afspraakbrief voor een paal te zwaaien. Dan heeft de baliemedewerkster -die zorgvuldig achter een groot beeldscherm is verstopt- tijd voor andere zaken. Ongezellig maar begrijpelijk allemaal.
In de wachtkamer gezeten dacht ik: “wat hoor ik toch voor een gepiep?”
Na onderzoek besloot men dat ze niets voor me konden doen en dat ik naar polikliniek y moest. De arts ging ter plekke een verwijsbrief schrijven. Schrijven? Ja, met een pen! U weet wel, van vroeger. “Ja, zo gaat dat hier nog” klonk het met enige spijt, “ik kan eigenlijk helemaal geen verhaal meer schrijven van een paar zinnen, dan krijg ik kramp in m’n vingers”. Dat snapte ik wel, ik schatte het bouwjaar van de arts rond de eerste golfoorlog.
Ik mocht me vervoegen bij de balie, met de verwijsbrief. Zij zouden er voor zorgen dat ik dan een oproep zou krijgen van polikliniek y. Omdat de balie van polikliniek y zo’n 20 meter verderop is stelde ik voor dat ik met de brief naar die balie zou gaan. Kon ik gelijk zelf een afspraak maken. Het antwoord was verrassend: “Nee, dat gaat niet. Ik moet deze brief faxen naar polikliniek y”. Opeens wist ik wat het gepiep was wat ik hoorde in de wachtkamer. Er zat iemand steeds faxen te versturen! Ik was het geluid vergeten.
Dus medewerkers stoppen papieren in een apparaat en patiënten wapperen met papieren voor een aanmeldpaal.
Het zal vast allemaal zijn reden hebben, maar iets zegt me dat er nog iets te doen is met elektronische patiëntendossiers.
O ja, de afspraak -die met voorrang geregeld moet worden- heb ik na anderhalve week nog niet. Ligt vast in de typekamer.